Arbeidsmigranten zijn onmisbaar in de fruitteelt. Deze afhankelijkheid gaat telers op termijn voor grote uitdagingen stellen, denkt socioloog en onderzoeker Jan Cremers. Hij voorziet namelijk dat de schaarste aan arbeidsmigranten verder zal doorzetten.
Na de val van de Berlijnse Muur leek het reservoir aan goedkope Oost-Europese arbeidsmigranten jarenlang onuitputtelijk. De laatste jaren is er echter een kentering zichtbaar: steeds meer ondernemers merken dat het lastiger wordt om voldoende buitenlandse medewerkers te vinden. Jan Cremers, socioloog en onderzoeker bij Tilburg University en bestuurslid van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten, verwacht
dat deze tendens zal doorzetten als niet onmiddellijk maatregelen worden getroffen. “Ik wil er geen doekjes om winden: als er niets gebeurt, zal een groot deel van de arbeidsmigranten over tien jaar niet meer werkzaam zijn in Nederland. Een van de redenen hiervoor is dat de economische situatie in de landen van herkomst verbetert. Daarnaast proberen Oost-Europese overheden hun mensen op verschillende manieren in eigen land te houden, en speelt de vergrijzing van de Oost-Europese bevolking een rol.
Dit artikel verscheen eerder in vakblad Fruitteelt (23e editie – 2021). Dit is het vakblad van de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO). Lees hieronder het volledige artikel of kijk voor meer informatie op de website van NFO.
Gezien worden
Werkgevers stellen al van alles in het werk om arbeidsmigranten te bewegen tóch naar Nederland te komen. Dat was vooral zichtbaar in de coronatijd, toen sommige werkgevers arbeidsmigranten zelfs aanboden om per vliegtuig naar Nederland te komen. “Zo laat je je buitenlandse arbeidskrachten merken dat ze ertoe doen”, zegt Cremers, “je toont waardering. En dat is cruciaal. Hier moeten telers veel meer op gaan inzetten. Waardering tonen, is een belangrijke sleutel tot de oplossing van het arbeidstekort.” Volgens Cremers daalt het aanbod aan arbeidsmigranten onder meer doordat veel van hen zich niet prettig voelen op hun werkplek. “Er hangt vaak een sfeer van angst in plaats van waardering. Arbeidsmigranten voelen zich niet zeker over hun werksituatie en zijn bang dat ze ieder moment hun baan kunnen verliezen. En buitenlandse medewerkers worden vaak anders behandeld dan hun Nederlandse collega’s. Zo worden zij vaak niet ingelicht over arbeidvoorwaarden en contractuele afspraken. Of ze weten niet hoe ze zich ziek moeten melden. Doen ze dit toch, dan zijn ze bang om te worden ontslagen en hun inkomen te verliezen. Dit soort zaken motiveren arbeidsmigranten niet om naar Nederland te komen.”
Cremers pleit er dan ook voor om de arbeidsmigrant op dezelfde manier te behandelen als een Nederlandse medewerker. “Niet als nummer, maar als werknemer. Waarom worden arbeidsmigranten bijvoorbeeld vaak ingezet via een uitzendbureau en niet in vaste dienst genomen? En waarom zijn de arbo-omstandigheden dikwijls niet gelijk? Het ontbreken van een P&O-achtige benadering is op zijn minst opmerkelijk. Dat creëert ongelijkheid, en dat voelen mensen. Gezien en gewaardeerd worden, dat is voor hen het allerbelangrijkst.” Volgens Cremers kunnen Nederlandse ondernemers op dit vlak nog wat leren van de Duitsers. “Daar worden arbeidsmigranten met open armen verwelkomd. En krijgen ze bijvoorbeeld de gelegenheid om de Duitse taal te leren. Hier in Nederland moffelen we arbeidsmigranten soort van weg, doen we net alsof ze er niet zijn. Ook de politiek neemt een dergelijke houding aan. Terwijl inmiddels 10 procent van onze beroepsbevolking bestaat uit arbeidsmigranten. We moeten wat dat betreft echt toe naar een andere mindset.”
Gezonde mix
Cremers ziet nog andere oplossingen voor het dreigende personeelstekort. “De fruitteelt zou meer jongeren moeten werven. Maar daarvoor is wel een ander soort arbeid nodig. Techniek en verdergaande robotisering, bijvoorbeeld: dat zijn zaken die jongeren aanspreken. Sowieso wordt werken met je handen tegenwoordig als minder waardevol gezien dan ‘hoofdarbeid’. Niet voor niets studeren jongeren langer door, zodat zij een beroep kunnen gaan uitoefenen met een hogere status. Daarom moeten werkzaamheden in de fruitteelt worden aangepast en aantrekkelijker gemaakt voor een jongere doelgroep.” Cremers voorziet dat technische innovaties in de toekomst sowieso een groot deel van het arbeidsprobleem gaan oplossen. “Robots en machines kunnen veel handarbeid gaan vervangen. Maar dergelijke technologische ontwikkelingen brengen ook extra kosten met zich mee. Deze zijn niet voor iedere teler rond te rekenen. Of robotisering een oplossing vormt, hangt af van het bedrijf en vooral ook van de afzetmarkt. Tegelijkertijd zal de robotisering het werk in de fruitteelt aantrekkelijker maken – niet alleen voor jongeren, maar ook voor arbeidsmigranten. Samenvattend: het oplossen van het personeelsprobleem ligt in een gezonde mix van technologische innovatie, het binden van jongeren én meer waardering van arbeidsmigranten.
Kortcyclische arbeid biedt perspectief
De fruitteelt kenmerkt zich vooral door kortcyclische arbeid. Dat geeft de sector een voorsprong ten opzichte van andere agrarische sectoren. “Deze kortcyclische arbeidsmigranten zijn niet op zoek naar een vaste aanstelling en hebben vaak nog een baan in hun thuisland”, zegt Cremers. “Het zijn dikwijls jonge mensen, die in hun vakantie even appels gaan plukken in Nederland om een zakcentje bij te verdienen. Maar hun leven staat niet ‘on hold’ door deze baan in het buitenland; iets wat je bij arbeidsmigranten die voor langere tijd komen vaak wel ziet.” Het aanbod aan arbeidsmigranten die voor kortere tijd naar Nederland willen komen, nam de afgelopen jaren toe. En dit zal volgens Cremers waarschijnlijk beter op peil blijven dan dat van seizoensarbeiders die voor langere tijd komen. “Om arbeidsmigranten over de streep te trekken om voor kortere tijd naar Nederland te komen, kan een fruitteler zijn mensen bijvoorbeeld ook cursussen of scholing aanbieden. Zo onderscheid je je van de concurrentie in andere landen, zullen arbeidsmigranten eerder voor jou kiezen. En dit is nog extra van belang vanwege de toenemende vergrijzing in Oost-Europa.”