Hoe moeilijk het is als arbeids­migrant vooruit te komen, daar weet de Poolse Barbara Gesam alles van

Oost-Europeanen werken en wonen hier vaak in beroerde omstandigheden, blijkt uit nieuw onderzoek. Barbara Gesam, haar man en hun pasgeboren dochter dreigen hun huis uit te worden gezet. Ze vertellen hoe moeilijk het leven is als arbeidsmigrant in Nederland.

Dit artikel verscheen in Trouw. Klik hier voor het originele artikel op de website van Trouw, of lees hieronder verder.

Met haar pasgeboren baby in een draagzak stapt Barbara Gesam de beschimmelde woonkamer in Rotterdam-Zuid binnen. Haar Tsjechische partner Michal Dicko zit op de bank, moe van een lange dag. Huisgenote Wioleta Osinska, ook uit Polen, zit naast hem. De drie zijn in opperste staat van paniek. Ze vrezen op straat terecht te komen.
Oost-Europese arbeidsmigranten verkeren in een structureel achtergestelde positie op de Nederlandse arbeidsmarkt, stelt promovenda Anita Strockmeijer vandaag in haar proefschrift. Ze spreken de taal niet, werken in sectoren met lage lonen en veel baanverlies. De mogelijkheden tot opwaartse mobiliteit zijn gering.
Hoe moeilijk het is als arbeids­migrant vooruit te komen weten ­Gesam, haar partner en huisgenote maar al te goed. Eerst werkten ze bij een uitzendbureau dat hen in Zuid-Beijerland (Zuid-Holland) huisvestte. Om zich in een betere uitgangspositie te manoeuvreren wisselden de drie van uitzendbureau. Met hulp van een Poolse makelaar en tussenpersoon die lang in Nederland woont, huurden ze een appartement met twee slaapkamers voor 1400 ­euro per maand, plus een ruime ­vergoeding voor de makelaar.

Schimmel in huis
Niet dat het zo’n stap vooruit is. Via het uitzendbureau werkt Dicko met bloemen, in een fabriek die wasabi produceert of als schoonmaker van machines. Osinska houdt zich bezig met gekoelde groenten en fruit. Maar ze hebben een eigen plek en zijn niet langer afhankelijk van de grillen van een baas.
Of dat dachten ze. Want al snel na hun verhuizen groeide schimmel uit de hoeken van het huis. Ze huren inclusief meubels, maar betalen desondanks voor een nieuwe wasmachine. Een opening in de muur dichtten ze zelf. De intercom en elektriciteitsdraden hangen vast met tape. Vier maanden na hun verhuizing is de inschrijving bij de gemeente nog altijd niet rond. Volgens de arbeidsmigranten komt dat doordat de beloofde hulp van de Poolse tussenpersoon niet voldeed, de makelaar zegt dat de bewoners niet op kwamen ­dagen bij een afspraak.
Als klap op de vuurpijl wil de huisbaas hen vanwege hun houding uit huis zetten, met een week opzegtermijn, al mag dat juridisch niet. “Hij zei: ‘Ik maak jullie dood’”, zegt Dicko, terwijl hij een gebaar langs zijn keel maakt. Hij kreeg op straat een trap. Rond dezelfde tijd bonsden drie potige mannen zo hard op de voordeur dat het venster sneuvelde.

Onveilig gevoel
Op hulp hoeven ze nauwelijks te rekenen. Met haar baby van een maand in een draagzak sjouwt kersverse moeder Gesam al dagen van gemeentebalie naar Leger des Heils en daklozenopvang. Geen instantie biedt een niet-ingeschreven Pool of Tsjech een bed, bewijs van werk of niet. “We hebben drie weken opvang nodig, zodat we tijd hebben om iets nieuws te zoeken. Ik wil niet op straat leven met een baby”, zegt ze.
Uit voorzorg hebben de drie hun spullen ingepakt en een deel van de boedel naar Polen gestuurd. Ze zochten al naar tickets voor een terugkeer naar Polen, toen de politie alsnog met de huisbaas in gesprek ging. De Poolse makelaar stelt dat de gemeente tegen de huisbaas heeft gezegd dat subiete uitzetting niet mag, maar wil verder niets zeggen. De huisbaas was gisteravond niet ­bereikbaar voor commentaar.
Vooralsnog verblijven Gesam en haar huisgenoten in hun beschimmelde appartement, al is de deadline verstreken. Veilig voelen ze zich ­bepaald niet. Gesam: “Ik wil niet in dit huis blijven. Ze kunnen ons ­vermoorden. Ze kunnen onze spullen op straat zetten, ze hebben de sleutels.”

Bron: Trouw (12 februari 2020).