De Oost-Europese arbeidsmigrant zit in de knel op de Nederlandse arbeidsmarkt

Het beeld van de Bulgaar als WW-fraudeur klopt van geen kanten, stelt promovenda Anita Strockmeijer. 

Arbeidsmigranten uit Oost-Europese lidstaten van de EU hebben een structureel achtergestelde positie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Risico is dat deze migranten een nieuwe achterstandsgroep in Nederland gaan vormen, concludeert Anita Strockmeijer, kennisadviseur bij het UWV. Zij promoveert dinsdag aan de Universiteit van Amsterdam op de sociaaleconomische positie van migranten uit Oost-Europa.

Lees hieronder het volledige artikel of lees verder op de website van Trouw.

Polen, Bulgaren en Roemenen hebben het in Nederland moeilijk, blijkt uit haar proefschrift. 76 procent van hen heeft een tijdelijk dienstverband, tegenover 29 procent van de Nederlanders. Ze werken vaak in sectoren met lage lonen en grote kans op werkloosheid als de uitzendbranche, de agrosector en transport.
Kans op verbetering is er nauwelijks. “Het personeelsbeleid van werkgevers lijkt eraan bij te dragen hen gevangen te houden in een kwetsbare positie”, schrijft Strockmeijer. Zelfs bij personeelskrapte doen werkgevers geen moeite hun personeel te behouden door bijvoorbeeld een vast contract of perspectief op promotie te bieden, komt naar voren uit haar analyse. De aanhoudende stroom nieuwe migranten aangeleverd door uitzendbureaus maakt het mogelijk dat werkgevers de lonen laag houden, zonder zich zorgen te maken over een gebrek aan handjes in de kas of fabriek.
Wat niet helpt is dat Polen en Roemenen voor hun huisvesting vaak afhankelijk zijn van uitzendbureaus. Als zij een betere baan ­accepteren, staan ze op straat.

Terugkeer
Deze kwetsbare positie zou voor Nederland niet zo’n probleem zijn, als niet een substantieel deel van de Polen en Bulgaren zich blijvend in Nederland vestigt. Een derde van de arbeidsmigranten, die vijf jaar na komst nog in Nederland woont en werkt, is volgens Strockmeijer vestigingsmigrant.
In haar onderzoek haalt de promovenda het beeld onderuit van de Bulgaar als WW-genieter, die na ontvangst van zijn ontslagbrief achterover leunt en wacht op binnenstromende uitkeringseuro’s. Het klopt dat arbeidsmigranten vaker een werkloosheidsuitkering (WW) krijgen, maar dat is volgens Strockmeijer te verklaren door hun kwetsbare positie. Ze verliezen vier keer vaker hun baan dan de gemiddelde Nederlandse werknemer.
Afgezet tegen het aantal keer dat arbeidsmigranten hun werk kwijt­raken, is het aantal arbeidsmigranten met een werkloosheidsuitkering zelfs bescheiden. 27 procent van de migranten die hun baan verliezen stroomt de WW in, tegenover 36 procent van de Nederlandse werk­lozen. Dat komt omdat migranten niet genoeg weken gewerkt hebben om in aanmerking te komen voor een uitkering, omdat ze hun rechten niet kennen, of omdat ze terugkeren naar het land van herkomst.
Eenmaal in de WW vinden ­migranten ongeveer even snel nieuw werk als andere migrantengroepen, zoals Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Autochtone Nederlanders scoren op dat vlak ­beter.

‘Bulgarenfraude’
Springt de Oost-Europeaan er wellicht uit op uitkeringsfraude? Nee: migranten verliezen hun uitkering iets minder vaak door een overtreding van de regels dan Nederlanders, ondanks beeldbepalende incidenten als de ‘Bulgarenfraude’.
Om te voorkomen dat een nieuwe groep migranten langdurig in een achterstandspositie belandt is visie nodig voor de lange termijn, stelt Strockmeijer. De beste manier om Polen en andere migranten minder kwetsbaar te maken is taalles en bedrijfsopleidingen. Instanties als UWV en de (lokale) overheid kunnen hierbij een rol spelen.
Die suggestie lijkt ver af te staan van oproepen van enkele politieke partijen tot minder immigratie. “Het is de vraag of veronderstellingen van beleidsmakers en werk­gevers rondom Oost-Europese ­arbeidsmigranten voldoende overeenkomen met de werkelijkheid”, concludeert Strockmeijer.

Bron: Trouw (11 februari 2020).