Meer dan de helft van de arbeidsmigranten in Nederland kent geen of weinig Nederlands. Het slechtst presteren de groepen arbeidsmigranten die minder worden geconfronteerd met de Nederlandse taal in verschillende omstandigheden (bijv. in de woonomgeving of op het werk): degenen die onzelfstandig wonen, uitzendkrachten en arbeidsmigranten die korter in Nederland verblijven. De meeste arbeidsmigranten willen Nederlands leren, maar lopen tegen verschillende obstakels aan. Die obstakels lijken afhankelijk van hun arbeidsmarktpositie. Dat blijkt uit een recente peiling van het Kenniscentrum Arbeidsmigranten onder ruim 1.550 arbeidsmigranten.

Gebrekkige taalvaardigheid en gevolgen voor de gezondheid
Meer dan de helft van arbeidsmigranten schat de eigen Nederlandse taalvaardigheid laag in: 55% kent de taal helemaal niet of nauwelijks. Dit is vaker het geval bij migranten in laaggekwalificeerd werk, die als uitzendkracht werken en/of die in hun huisvestingssituatie geïsoleerd zijn van de lokale gemeenschap. Uit het onderzoek blijkt de slechte taalvaardigheid het voor deze groep niet alleen moeilijk te maken hun weg te vinden in Nederland, maar ook negatieve gevolgen te hebben voor hun gezondheid. Circa 4 op de 10 arbeidsmigranten werkzaam in laaggekwalificeerd werk stelt het zoeken van medische hulp uit vanwege de taalbarrière. Dit is zeer zorgwekkend, aangezien een aanzienlijk deel van deze groep zwaar lichamelijk werk verricht, leidend tot verhoogd risico op gezondheidsproblemen.

Taal als een middel bij integratie of om een betere baan te vinden
De bereidheid Nederlands te leren is hoog onder arbeidsmigranten: 83% wil de eigen taalvaardigheden verhogen. Er zijn echter aanzienlijke verschillen in de motivatie van arbeidsmigranten, afhankelijk van hun arbeidsmarktpositie in Nederland. Kennismigranten, die een relatief stabiele werksituatie kennen, hechten meer waarde aan taal als een middel tot integratie (voor sociale contacten en beter begrip van de Nederlandse cultuur). Migranten in laaggekwalificeerd werk (en vooral uitzendkrachten) zijn daarentegen gemotiveerd om Nederlands te leren teneinde hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren (bv. een nieuwe of betere baan te vinden). Hierbij speelt het gegeven dat een aanzienlijk deel van de arbeidsmigranten in laaggekwalificeerde arbeid onder hun kwalificatieniveau werkt mogelijk een rol.

Grootste obstakels: dure taalcursussen, gebrek aan tijd, makkelijke communicatie in het Engels
Belangrijkste demotiverende factoren voor kennismigranten om Nederlands te leren zijn de makkelijke communicatie in het Engels en het gebrek aan tijd. Van migranten in laaggekwalificeerde banen vindt een groot deel dat de aangeboden cursussen te duur zijn, ze kunnen geen passende cursus vinden of hebben weinig tijd vanwege andere verplichtingen. Anderzijds blijkt uit de enquête dat de meeste migranten niet weten of lokale organisaties of gemeenten (gesubsidieerde) taalcursussen in de woonomgeving aanbieden, een betaalbaar alternatief voor dure privétaalscholen. Werkgevers zouden een grotere rol kunnen spelen bij het verbeteren van de taalvaardigheid van migranten. Momenteel krijgen migranten in vaste dienst vaker de mogelijkheid door de werkgever georganiseerde cursussen te volgen (34%) dan uitzendkrachten (18%). Dit komt waarschijnlijk door de aard van het laaggeschoolde werk, waarbij kennis van het Nederlands niet vereist is en weinig mogelijkheden bestaan voor ontwikkeling en doorgroei. Dit is een gemiste kans vooral voor migranten die onder hun kwalificatieniveau werken, het potentieel van deze groep wordt hierdoor niet volledig benut.

Deze peiling werd uitgevoerd door I&O Research tussen april en juni 2023 in opdracht van Het Kenniscentrum Arbeidsmigranten.
Benieuwd naar alle onderzoeksresultaten? Bekijk dan hieronder het volledige onderzoeksrapport!